Werking camera
Lichtmeting
Lichtmeting
Vrijwel alle camera's beschikken tegenwoordig over een goed en betrouwbaar belichtingssysteem. De meeste foto's zullen dan ook goed worden belicht. Toch is het van belang om te weten hoe de camera tot de juiste belichting (een combinatie van sluitertijd en diafragma) is gekomen. Ook gebruikers van camera's waarbij je de belichting niet handmatig in kunt stellen, kunnen de wijze waarop een foto wordt belicht beïnvloeden.
Bij lichtmeting wordt onderscheidt gemaakt tussen opvallend-lichtmeting en gereflecteerde lichtmeting. Hoewel de meeste beginnende amateur-fotografen gebruik zullen maken van de in de camera ingebouwde lichtmeter en dus het door het onderwerp gereflecteerde licht meten, zal ik beide manieren van lichtmeten hier kort bespreken.
Opvallend-lichtmeting
Voor deze manier van lichtmeting heb je een losse belichtingmeter nodig. Met deze belichtingmeter bepaal je hoeveel licht er van de lichtbron (bijv. de zon) op het onderwerp valt. Hiervoor hou je de lichtmeter tussen het onderwerp en de lichtbron met de lichtgevoelige meetcel naar de lichtbron toegekeerd.
Sluitertijd
De belichtingstijd of sluitertijd is een term uit de fotografie. Het is de tijdsduur die beschrijft hoelang een lichtgevoelige plaat of ander lichtgevoelig element wordt blootgesteld aan een bepaalde hoeveelheid licht. Met lichtgevoelig element kan bijvoorbeeld fotografische film of een chip met fotogevoelige halfgeleiders (digitale camera) bedoeld worden zoals dat in een fototoestel wordt gebruikt.
De term belichtingstijd wordt ook gebruikt in de donkere kamer wanneer het lichtgevoelige fotopapier onder de vergroter belicht wordt.
De belichtingstijd op een fotocamera is vaak instelbaar (automatisch of handmatig) over een groot gebied (bijvoorbeeld van 1/2000 tot 2 seconden). Sommige camera's hebben een groter bereik, om grotere verschillen in lichtintensiteit aan te kunnen en daarbij tevens een ruimere keus in diafragmering te kunnen blijven bieden. De belichting is instelbaar in stops - of delen daarvan - waarbij elke stop dubbel zoveel licht doorlaat. Bij een te lange belichtingstijd treedt overbelichting op van de film (een negatieffilm wordt dan veel te zwart na het ontwikkelen, er treedt verzadiging op). Bij een te korte belichtingstijd wordt de film onderbelicht en blijft dan te transparant. Een verkeerde belichting is tijdens de ontwikkeling wel iets te corrigeren, een onderbelichte film kan bijvoorbeeld opgetrokken worden, maar daarbij verliest de foto aan resolutie en er wordt een duidelijke korrel zichtbaar. Bij digitale fotografie kan correctie gebeuren met behulp van software.
De juiste belichtingstijd wordt bepaald in combinatie met de grootte van het diafragma en de lichtgevoeligheid van de film. Bij een kleiner diafragma (aangegeven met een groter getal), hoort een langere belichtingstijd. Bij een grotere gevoeligheid van de film (aangegeven in ASA of DIN of fotogevoelige halfgeleiders in ISO) hoort een kortere belichtingstijd.
Voorbeeld van de werking van een spleetsluiter.
Bewegingsonscherpte is in het verschijnsel dat objecten op een foto of op een video- of filmbeeld onscherp zijn als gevolg van beweging van het object en/of de camera. Dit wordt veroorzaakt doordat tijdens de beweging het object ook in de projectie in de camera beweegt en dus het fotografische vlak op meerdere plaatsen door hetzelfde object belicht wordt.
Bewegingsonscherpte treedt meestal op doordat er een te lange sluitertijd is gekozen. Dit kan echter ook een bewuste keuze van de fotograaf zijn geweest om zo een bijzonder effect te creëren.
Handig om te weten dat de langste sluitertijd uit de hand, bepaald wordt door het brandpuntsafstand van het gebruikte objectief (kleinbeeld) 400mm (altijd naar beneden afronden) 1/500sec.
Invloed van sluitertijd op bewegingsonscherpte
Tegenwoordig (2004) zijn verreweg de meeste camera's voor gebruik door het grote publiek automatisch, zodat men zich geen zorgen hoeft te maken over de juiste belichting. De camera 'ziet' aan een soort barcode op de filmcassette welke gevoeligheid film er in zit. Voor speciale effecten kan het echter nog wel zin hebben om met de belichtingstijd te spelen of ter correctie voor wanneer het onderwerp afwijkt van de gemiddelde 18% grijswaarde. Eventueel kan de fotograaf ook nog de belichtingscompensatie aanpassen.
Een eenvoudige vuistregel voor het uit de hand nemen van een foto met een kleinbeeldcamera is dat de belichtingstijd in seconden kleiner moet zijn dan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand van het gebruikte objectief in millimeter. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat er geen bewegingsonscherpte optreedt. Dus bijvoorbeeld fotografeer met 1/60 met een 50mm objectief (1/50 bestaat niet, 1/60 ligt er het dichtst bij).
Om de optimale belichtingstijd te bepalen, kan een fotograaf gebruik maken van bracketing. In korte tijd worden meerdere opnames gemaakt met een verschillende belichtingstijd. Uit deze reeks wordt de beste foto gekozen, of de afzonderlijke foto's worden gecombineerd tot een High Dynamic Range-afbeelding.
Laatste Nieuws
Zoeken
Populair
- Fotograferen bij temperaturen onder nul
- "Dark current" ruis
- Beschermijng tegen zand of stof
- Kleurtemperatuur
- 14-bits of 12-bits opslag
- Gebruiksduur van batterijen bij lage temperaturen
- Zoom.nl Jouw startpunt voor digitale fotografie
- Ruisonderdrukking
- Verscherpingsoptie van de camera gebruiken
- Waarom verschijnen er ronde vlekken op de foto?