Wie is online

We hebben 224 gasten en geen leden online

CameraHobby! - de site voor de digitale hobbyfotograaf

Foto Techniek

Belichting

Belichting is een term die wordt gebruikt bij fotografie, in het theater en bij de filmindustrie.

De kunst van belichting is het zorgen voor voldoende licht van de juiste intensiteit, van de juiste kleur op de juiste plaats. Dit laatste is met name in het theater van belang, omdat het daar niet alleen zaak is dat er genoeg licht op de juiste plaats is, maar ook dat het elders donker is, zodat de aandacht van het publiek daar komt waar het bedoeld is.

Zelfs bij daglichtopnames wordt vaak nog belichting toegepast, bijvoorbeeld omdat er in de schaduw gefilmd wordt, of tijdens de schemering. Dit wordt gedaan met HMI lampen, deze hebben een hoge kleurtemperatuur. Een hoge kleurtemperatuur betekent dat het licht vrij blauwig is. De kleurtemperatuur van zonlicht is nooit constant, deze komt overeen met daglicht film, indien de lengte van de schaduw gelijk is aan het object. Hoe korter de schaduw hoe hoger de kleurtemperatuur (blauwer), indien langer dan lager (roder) geregistreerd wordt door de film. Daarentegen zijn gloeilampen heel gelig en hebben dus een lage kleurtemperatuur.

In de fotografie wordt belichting vaak als "uitlichting" aangeduid, de "belichting" is hier de totale hoeveelheid licht die op het gevoelige materiaal of de beeldsensor valt. Deze belichting is afhankelijk van de helderheid van het onderwerp, het gebruikte diafragma en de belichtingstijd. De belichting hangt verder ook nog af van de filmgevoeligheid (ISO-waarde) van het gebruikte opnamemateriaal.

Normaal gesproken regelt de belichtingsmeter van de camera de belichting. Vaak doet de camera dit heel goed, maar er zijn van die momenten dat hij het maar lastig vind en het resultaat is dan vaak onderbelichting of overbelichting. Dat zijn de momenten dat de fotograaf moet inspringen.

Hoe meet de camera de belichting dan?

Dat is afhankelijk van de camera en de instelling die de fotograaf heeft ingesteld. Op de meeste camera's tegenwoordig is het mogelijk om te kiezen uit 3 mogelijkheden:

  1. Matrixmeting (meervoudige belichting)
  2. Centraalmeting
  3. Spotmeting

Matrixmeting is een lichtmeting waarbij de beeldzoeker is opgedeeld in verschillende zones. In elke zone wordt een lichtmeting gemeten en een ingebouwd computertje analyseert dan met name de extreme waarden van  lichtheid en/of donkerheid.Hij berekent dan een belichting en probeert daarbij fouten te vermijden die onder- of overbelichting zouden geven. Hoe meer zones, hoe doeltreffender het systeem.

Centraalmeting is een lichtmeting die het  gehele oppervlakte bekijkt maar zich concentreert op een cirkel in het centrum. Deze cirkel is verschillend van grootte en vaak ook in te stellen. Met name op oude camera's werd deze lichtmeting veel gebruikt.

Spotmeting is een lichtmeting op één punt van het oppervlak. Vaak 1% groot, hoewel ook dit tegenwoordig geregeld is in te stellen.

Centraalmeting gebruik ik uiterst zelden. Meestal gebruik ik het geavanceerde matrixmeting. Maar er zijn van die situaties dat je met matrixmeting niet de foto krijgt die je voor ogen had. Meestal betreft het dan situaties met extreem veel lichte en/of donkere partijen. Bv een close up van iemand die voor een open raam staat.

Door de hoeveelheid licht die het raam doorlaat wordt het gezicht veel te donker weergegeven. Op zo'n moment kun je een spotmeting op het gezicht doen. Het licht van het raam zal dan wel als gevolg vrijwel wit overkomen. Een andere oplossing zou een invulflits kunnen zijn (zie flitsen)

Bij landschapsfotografie komen we ook vaak dit verschijnsel tegen. Met name als er vrijveel lucht op de foto komt en er schaduwen in het landschap zijn. Ook hier kun je dan een spotmeting (of centraalmeting) doen op een punt waarvan je in ieder geval wilt bereiken dat dat juist belicht wordt en een middentoon is.

Een middentoon is een kleur die overeenkomt met middengrijs. Een vb kan gras zijn bij landschappen. Vaak worden bij landschappen dan gradatiefilters gebruikt die de lucht wat donkerder maken maar het landschap niet. Met zo'n filter voorkom je dat de lucht overbelicht op de foto komt.

Een ander hulpmiddel op de camera is de belichtingscompensatieknop. Meestal aangeduid als +/_. Met deze knop kun je de belichting in stappen van 1/3 stop of 1/2 stop over dan wel onderbelichten. Met deze knop kun je de belichtingsmeter van de camera dus corrigeren als je verwacht dat iets te licht dan wel te donker weergegeven gaat worden. Bv wanneer een groot onderwerp tegen een witte achtergrond staat, kun je door ongeveer 1 stop over te belichten (+1,0) ervoor zorgen dat het voorwerp niet als silhouet op de foto zal verschijnen. Wanneer een onderwerp tegen een donkere achtergrond staat geldt uiteraard dat je moet onderbelichten met bv 1 stop. (-1,0)

Naast dat de camera in samenwerking met de fotograaf de belichting regelt zijn er ook manuele belichtingsmeters.

 

Het grote voordeel van zo'n afzonderlijke meter is dat je niet alleen het gereflecteerde licht kunt meten maar ook het licht dat daadwerkelijk op het onderwerp valt.(mits dat niet een vliegende vogel of een kasteel in de verte dat in het water staat is). Minolta bv. maakt hele goede....

Het dynamisch bereik van een film of camera is uiteraard ook van groot belang. Dit is het bereik tussen het donkerste en lichtste punt en alle gradaties daartussen. Hoe groter het dynamisch bereik, hoe minder snel een foto overbelichte of onderbelichte resultaten zal geven. Bij film is (was) het dynamisch bereik groter dan bij de CCD's die in digitale camera's gebruikt worden.

ISO/ASA waarde

De filmgevoeligheid van een filmrol, fotorolletje of digitale camera wordt uitgedrukt in een getal, waarvoor een aantal normen kunnen worden gebruikt. De gevoeligheidsnormen ISO/ASA (International Organization for Standardization/American Standard Association) en DIN (Deutsches Institut für Normung) berusten op de hoeveelheid licht die nodig is om de zwakste impressie van licht op de fotografische film te doen ontstaan. Hun definitie is gebaseerd op een gemiddelde gradatie bij normaal ontwikkelen. De standaard staat bekend als ISO 5800:1987.

Een verdubbeling van de ISO/ASA waarde betekent dat de film half zoveel licht nodig heeft om een vergelijkbaar bruikbaar beeld te geven.

Tegenwoordig (2007) in de handel verkrijgbare filmsoorten hebben meestal een gevoeligheid van 200 of 400 ASA.

Ook de gevoeligheid van beeldsensoren (CCD of CMOS) van digitale camera's wordt in ISO uitgedrukt, deze kan echter naar believen binnen bepaalde grenzen ingesteld worden door de versterking van het beeldsignaal aan te passen.

Invloed op het beeld

Zowel in de "chemische" als digitale fotografie heeft het gebruik van een hogere filmgevoeligheid een "korreliger" beeld tot gevolg, waarin minder details te zien zijn. In beide gevallen is dit toe te schrijven aan het feit dat bij weinig licht de individuele fotonen een rol gaan spelen. Om in "chemische" film toch voldoende fotonen te vangen worden de zilverkristallen in de film groter gemaakt, of wordt de film zo ontwikkeld dat de kristallen samenklonteren. In een beeldsensor kan de versterking opgevoerd worden, maar zal bij weinig licht het nuttige signaal in de ruis verdrinken. Dit verschijnsel speelt vooral een rol bij beeldsensoren met kleine receptoren, zoals gebruikt in kleine camera's met veel megapixels.

Dynax_7D_iso100

Foto genomen met 100 ISO

Dynax_7D_iso3200

Foto genomen met 3200, let op de korrel in het rode gebied

Kleurtemperatuur

De kleurtemperatuur van een lichtbron voor wit licht is gedefinieerd als de temperatuur van een zwart lichaam waarvan het uitgestraalde licht dezelfde kleurindruk geeft als de lichtbron. De kleurtemperatuur wordt meestal uitgedrukt in kelvin (K). Volgens de wet van Wien neemt de golflengte van het uitgestraalde licht af met toenemende temperatuur, en heeft blauwig licht (korte golflengte) een hogere kleurtemperatuur dan roodachtig licht. Vreemd genoeg wordt licht met een lage kleurtemperatuur als "warmer" ervaren dan licht met een hoge kleurtemperatuur.

Correctie door oog

De kleur van het licht dat door een vel helder wit papier weerkaatst wordt, is in feite afhankelijk van het omgevingslicht. Bij verlichting door kunstlicht is de kleur anders dan bij verlichting door daglicht. Het oog corrigeert deze schijnkleur, doordat de betreffende kleurgevoelige cellen (de kegeltjes) na korte tijd sterker uitgeput raken en minder sterke signalen naar de hersenen leiden.

Juiste filmkeuze

Bij foto- en filmopnamen vindt deze aanpassing echter niet automatisch plaats. Bij toepassing van lichtgevoelige films (zoals bij gewone fotografie) wordt daarom een filmtype gekozen, dat is afgestemd op de kleurtemperatuur van de lichtbron. Vooral bij omkeerfilm, waarbij achteraf geen correctie mogelijk is, is het van belang het juiste filmtype te kiezen.

Witbalans

Bij digitale opnamen moet de witbalans (Engels: white balance, WB) worden ingesteld. Moderne apparatuur kan dit ook automatisch. TL-lampen vragen om een handmatige witbalans, omdat elke TL-lamp een andere kleurtemperatuur kan hebben (discontinu spectrum). Dit is te zien aan de laatste twee cijfers op de lamp.

Als bij het filmen of fotograferen de kleurgevoeligheid niet goed op de kleurtemperatuur van de lichtbron is afgestemd, zal dit tot onnatuurlijke kleuren leiden. Wanneer er sprake is van twee of meer lichtbronnen met een verschillende kleurtemperatuur, bijvoorbeeld daglicht (5500 K - 10.000 K) en kunstlicht (2800 K - 3300 K), zal men een keuze moeten maken voor een van de lichtbronnen. Een compromis kan men sluiten door een kleurtemperatuur tussen beide te kiezen, bijvoorbeeld 4300 K. Voor de beste resultaten zal de kleurtemperatuur van kunstlichtbronnen door middel van correctiefilters op het daglicht afgestemd moeten worden.

Mired

De kleurtemperatuur wordt behalve in kelvin ook uitgedrukt in mired, wat staat voor micro reciprocal degree, ofwel 1 miljoen gedeeld door de kleurtemperatuur in kelvin. Daglicht van 5000 K heeft dan een waarde van 200 mired. Deze eenheid heeft als voordeel dat er eenvoudig mee gerekend kan worden. Een kleurcorrectiefilter veroorzaakt een vaste verschuiving van bijvoorbeeld 20 Mired in de kleurtemperatuur. Een blauw filter van 20 mired geeft dan een daglichttemperatuur van 180 mired (5555 K), een rood filter van 20 Mired geeft dan 220 mired (4545 K).

keurtemperatuur

Voorbeelden
temperatuur (K) mired omschrijving
1200 833 kaarslicht
2000 500 zonsopkomst en zonsondergang
2800 357 wolfraam-gloeilamp (gewone lamp), zonsopkomst en zonsondergang
3000 333 studiolamp, 3000-kleur TL lamp ("/830" is kleurweergave 80 en kleurtemperatuur 3000 K)
3200 312 halogeenlamp
3400 294 filmzon
3500 288 een uur na zonsopkomst
4000 250 4000-kleur TL lamp ("/840" is kleurweergave 80 en kleurtemperatuur 4000 K)
4200 - 4700 238 - 213 mengsel van kunst- en daglicht
5000 200 fototoestel-flitser, daglicht ("D50" is "Daglicht 5000")
5600 178 standaard daglicht
6000 167 middagzon
6500 154 Wit/Neutraal. Standaard waarde voor televisie of monitor.
7000 - 10000 141 - 100 Zware bewolking of schaduw aan de noordzijde. Zonder direct zonlicht.

Compositie

Compositie is in de beeldende kunst het ordenen van beeldelementen volgens een vooraf bepaalde strategie. Het is een poging tot creëren van orde in de chaos. De term compositie wordt soms ook gebruikt als titel van een kunstwerk, dit wanneer het de bedoeling is geweest van de kunstenaar om een werk te maken met als doel een boeiende vlakverdeling te creëren. Vroeger heeft men meer dan eens geprobeerd om vaste regels op te stellen, maar dat is niet gelukt. De ideale verhouding van vormen tegenover elkaar dacht men te vinden in de Gulden snede. De 20e eeuw heeft de vaste regels vervangen door persoonlijk stijlonderzoek dat individueler en persoonsgebonden verloopt.

Compositie is ook het werken met tegenstellingen. Vroeger werd meer gedacht in harmonische termen, daar waar in de hedendaagse kunst vaak de disharmonie de bovenhand voert. De toeschouwer wordt geprikkeld en uitgedaagd om de compositie te verbeteren. Een absoluut meester in het ordenen is ongetwijfeld Mondriaan.

Een compositie kan zodanig zijn dat er duidelijk een bepaalde richting in zit: bijvoorbeeld een horizontale, verticale, diagonale of driehoekscompositie. Let je op de plaats die de figuren innemen ten opzichte van elkaar dan onderscheid je de symmetrische en asymmetrische compositie, de centrale en de verspreide compositie.

compositie

Compositie; regel van derden

De regel van derden is een compositieregel in de fotografie die kan bijdragen aan een interessantere foto. Fotografen wenden dergelijke regels aan als vuistregel.

De regel van derden deelt een afbeelding in negen gelijke vlakken door twee horizontale lijnen te trekken die de foto in drie gelijke stukken delen, evenals twee verticale lijnen. Een foto waarin een aandachtspunt, zoals het onderwerp van de foto, in het midden wordt geplaatst, is meestal niet erg spannend. Wanneer deze op of rond een van de vier kruispunten van deze lijnen valt, ook wel een sterke plaats genoemd, wordt een foto vaak sterker en dynamischer.

In onderstaande foto wordt de regel van derden geïllustreerd. De horizon is geplaatst op een derde van onder. Hierdoor gaat meer aandacht uit naar de lucht en wordt de zonsondergang benadrukt. Wanneer de fotograaf de aandacht wil richten op de zee en het eiland zou de horizon op een derde van boven geplaatst kunnen worden. Twee lijnen kruisen elkaar ter hoogte van de boom. Een ander kruispunt bevindt zich nabij de lichtste plek op de foto, waar de zon zojuist is ondergegaan. Deze vuistregel vereist dus niet dat de aandachtspunten exact samenvallen met de sterke plaatsen.

Rivertree_thirds_md

Vaak beschouwt men een foto waarop de regel van derden is toegepast, als esthetisch meer aangenaam en ogenschijnlijk professioneler. De vuistregel wordt onder meer gebruikt voor de plaatsing van aandachtspunten en van de horizon, het maken van een goede vlakverdeling en het ordenen van lijnen in de compositie.