Wie is online

We hebben 232 gasten en geen leden online

CameraHobby! - de site voor de digitale hobbyfotograaf

Foto Techniek

Belichting

Belichting is een term die wordt gebruikt bij fotografie, in het theater en bij de filmindustrie.

De kunst van belichting is het zorgen voor voldoende licht van de juiste intensiteit, van de juiste kleur op de juiste plaats. Dit laatste is met name in het theater van belang, omdat het daar niet alleen zaak is dat er genoeg licht op de juiste plaats is, maar ook dat het elders donker is, zodat de aandacht van het publiek daar komt waar het bedoeld is.

Zelfs bij daglichtopnames wordt vaak nog belichting toegepast, bijvoorbeeld omdat er in de schaduw gefilmd wordt, of tijdens de schemering. Dit wordt gedaan met HMI lampen, deze hebben een hoge kleurtemperatuur. Een hoge kleurtemperatuur betekent dat het licht vrij blauwig is. De kleurtemperatuur van zonlicht is nooit constant, deze komt overeen met daglicht film, indien de lengte van de schaduw gelijk is aan het object. Hoe korter de schaduw hoe hoger de kleurtemperatuur (blauwer), indien langer dan lager (roder) geregistreerd wordt door de film. Daarentegen zijn gloeilampen heel gelig en hebben dus een lage kleurtemperatuur.

In de fotografie wordt belichting vaak als "uitlichting" aangeduid, de "belichting" is hier de totale hoeveelheid licht die op het gevoelige materiaal of de beeldsensor valt. Deze belichting is afhankelijk van de helderheid van het onderwerp, het gebruikte diafragma en de belichtingstijd. De belichting hangt verder ook nog af van de filmgevoeligheid (ISO-waarde) van het gebruikte opnamemateriaal.

Normaal gesproken regelt de belichtingsmeter van de camera de belichting. Vaak doet de camera dit heel goed, maar er zijn van die momenten dat hij het maar lastig vind en het resultaat is dan vaak onderbelichting of overbelichting. Dat zijn de momenten dat de fotograaf moet inspringen.

Hoe meet de camera de belichting dan?

Dat is afhankelijk van de camera en de instelling die de fotograaf heeft ingesteld. Op de meeste camera's tegenwoordig is het mogelijk om te kiezen uit 3 mogelijkheden:

  1. Matrixmeting (meervoudige belichting)
  2. Centraalmeting
  3. Spotmeting

Matrixmeting is een lichtmeting waarbij de beeldzoeker is opgedeeld in verschillende zones. In elke zone wordt een lichtmeting gemeten en een ingebouwd computertje analyseert dan met name de extreme waarden van  lichtheid en/of donkerheid.Hij berekent dan een belichting en probeert daarbij fouten te vermijden die onder- of overbelichting zouden geven. Hoe meer zones, hoe doeltreffender het systeem.

Centraalmeting is een lichtmeting die het  gehele oppervlakte bekijkt maar zich concentreert op een cirkel in het centrum. Deze cirkel is verschillend van grootte en vaak ook in te stellen. Met name op oude camera's werd deze lichtmeting veel gebruikt.

Spotmeting is een lichtmeting op één punt van het oppervlak. Vaak 1% groot, hoewel ook dit tegenwoordig geregeld is in te stellen.

Centraalmeting gebruik ik uiterst zelden. Meestal gebruik ik het geavanceerde matrixmeting. Maar er zijn van die situaties dat je met matrixmeting niet de foto krijgt die je voor ogen had. Meestal betreft het dan situaties met extreem veel lichte en/of donkere partijen. Bv een close up van iemand die voor een open raam staat.

Door de hoeveelheid licht die het raam doorlaat wordt het gezicht veel te donker weergegeven. Op zo'n moment kun je een spotmeting op het gezicht doen. Het licht van het raam zal dan wel als gevolg vrijwel wit overkomen. Een andere oplossing zou een invulflits kunnen zijn (zie flitsen)

Bij landschapsfotografie komen we ook vaak dit verschijnsel tegen. Met name als er vrijveel lucht op de foto komt en er schaduwen in het landschap zijn. Ook hier kun je dan een spotmeting (of centraalmeting) doen op een punt waarvan je in ieder geval wilt bereiken dat dat juist belicht wordt en een middentoon is.

Een middentoon is een kleur die overeenkomt met middengrijs. Een vb kan gras zijn bij landschappen. Vaak worden bij landschappen dan gradatiefilters gebruikt die de lucht wat donkerder maken maar het landschap niet. Met zo'n filter voorkom je dat de lucht overbelicht op de foto komt.

Een ander hulpmiddel op de camera is de belichtingscompensatieknop. Meestal aangeduid als +/_. Met deze knop kun je de belichting in stappen van 1/3 stop of 1/2 stop over dan wel onderbelichten. Met deze knop kun je de belichtingsmeter van de camera dus corrigeren als je verwacht dat iets te licht dan wel te donker weergegeven gaat worden. Bv wanneer een groot onderwerp tegen een witte achtergrond staat, kun je door ongeveer 1 stop over te belichten (+1,0) ervoor zorgen dat het voorwerp niet als silhouet op de foto zal verschijnen. Wanneer een onderwerp tegen een donkere achtergrond staat geldt uiteraard dat je moet onderbelichten met bv 1 stop. (-1,0)

Naast dat de camera in samenwerking met de fotograaf de belichting regelt zijn er ook manuele belichtingsmeters.

 

Het grote voordeel van zo'n afzonderlijke meter is dat je niet alleen het gereflecteerde licht kunt meten maar ook het licht dat daadwerkelijk op het onderwerp valt.(mits dat niet een vliegende vogel of een kasteel in de verte dat in het water staat is). Minolta bv. maakt hele goede....

Het dynamisch bereik van een film of camera is uiteraard ook van groot belang. Dit is het bereik tussen het donkerste en lichtste punt en alle gradaties daartussen. Hoe groter het dynamisch bereik, hoe minder snel een foto overbelichte of onderbelichte resultaten zal geven. Bij film is (was) het dynamisch bereik groter dan bij de CCD's die in digitale camera's gebruikt worden.

ISO/ASA waarde

De filmgevoeligheid van een filmrol, fotorolletje of digitale camera wordt uitgedrukt in een getal, waarvoor een aantal normen kunnen worden gebruikt. De gevoeligheidsnormen ISO/ASA (International Organization for Standardization/American Standard Association) en DIN (Deutsches Institut für Normung) berusten op de hoeveelheid licht die nodig is om de zwakste impressie van licht op de fotografische film te doen ontstaan. Hun definitie is gebaseerd op een gemiddelde gradatie bij normaal ontwikkelen. De standaard staat bekend als ISO 5800:1987.

Een verdubbeling van de ISO/ASA waarde betekent dat de film half zoveel licht nodig heeft om een vergelijkbaar bruikbaar beeld te geven.

Tegenwoordig (2007) in de handel verkrijgbare filmsoorten hebben meestal een gevoeligheid van 200 of 400 ASA.

Ook de gevoeligheid van beeldsensoren (CCD of CMOS) van digitale camera's wordt in ISO uitgedrukt, deze kan echter naar believen binnen bepaalde grenzen ingesteld worden door de versterking van het beeldsignaal aan te passen.

Invloed op het beeld

Zowel in de "chemische" als digitale fotografie heeft het gebruik van een hogere filmgevoeligheid een "korreliger" beeld tot gevolg, waarin minder details te zien zijn. In beide gevallen is dit toe te schrijven aan het feit dat bij weinig licht de individuele fotonen een rol gaan spelen. Om in "chemische" film toch voldoende fotonen te vangen worden de zilverkristallen in de film groter gemaakt, of wordt de film zo ontwikkeld dat de kristallen samenklonteren. In een beeldsensor kan de versterking opgevoerd worden, maar zal bij weinig licht het nuttige signaal in de ruis verdrinken. Dit verschijnsel speelt vooral een rol bij beeldsensoren met kleine receptoren, zoals gebruikt in kleine camera's met veel megapixels.

Dynax_7D_iso100

Foto genomen met 100 ISO

Dynax_7D_iso3200

Foto genomen met 3200, let op de korrel in het rode gebied